Geschiedenis

Geschiedenis Toonkunst en de Matthäus

Toonkunst en de Matthäus-Passion: al anderhalve eeuw een gouden combinatie!

Het is werkelijk waar: ons koor vindt zijn oorsprong in de napoleontische tijd. Het Franse regime had de economische duimschroeven in het begin van de negentiende eeuw zo strak aangedraaid, dat de welgestelden hun traditionele steun aan de amateurkunst hadden moeten staken. Ook de zangkunst was weggekwijnd. Pas na de terugkeer van Willem van Oranje in 1813 kwam het culturele leven in Nederland weer langzaam op gang.

In Rotterdam zette de conrector van het Gymnasium Erasmianum, A.C.G. Vermeulen, zijn schouders onder de herleving van de zangkunst. Hij richtte in 1829 de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst op en liet meteen de Afdeeling Rotterdam registreren: Toonkunst Rotterdam.

Een koor van ruim 190 jaar oud heeft een rijke historie. Er waren droevige en vrolijke tijden, successen en mindere prestaties, dirigenten die beroemd waren of zouden worden. Tot de memorabele hoogtepunten van Toonkunst Rotterdam behoort de eerste uitvoering van Bachs Matthäus-Passion in Nederland. In navolging van zijn leermeester Mendelssohn-Bartholdy had koordirigent en muziekschooldirecteur Johannes Verhulst in het midden van de negentiende eeuw de vergeten muziek van Bach verder onder de aandacht gebracht. Zijn opvolger Woldemar Bargiel, een stiefbroer van Clara Schumann, leidde in 1870 de Nederlandse première van Bachs meesterwerk door Toonkunst Rotterdam.

Toonkunst fuseerde in 1961 met het Philharmonisch Koor (verbonden aan het Rotterdams Philharmonisch Orkest) tot het Philharmonisch Koor Toonkunst Rotterdam. Het bleef concerten geven op grote podia en onder wereldberoemde dirigenten.

In 1977 zag dirigent Jan Eelkema mogelijkheden voor een kleiner ensemble. Hij richtte Kleinkoor Toonkunst op, dat snel de nationale top bereikte en prijzen won. Het is nu bekend als Kamerkoor Toonkunst. Het Kamerkoor geeft ook eigen concerten.

In maart 2020 zou Toonkunst met het Stadsproject Matthäus-Passion 2020 vieren dat het koor Bachs meesterwerk 150 jaar eerder in Nederland had geïntroduceerd. De EO zou de uitvoering van 'onze' Matthäus-Passion integraal uitzenden.

Mede dankzij sponsors en subsidies was er een enorm budget. De stichting Droom & Daad stelde als voorwaarde voor haar zeer ruime gift dat Toonkunst zich niet zou beperken tot de slotuitvoering voor het traditionele publiek in de Doelen; we moesten ook zo veel mogelijk andere Rotterdammerts bij het project betrekken. Uit elke buurt, van alle leeftijden, met als doel bredere bekendheid in de stad voor klassieke muziek, Bach en de Matthäus-Passion.

Ensembles van zo'n twaalf Toonkunst-leden zouden miniconcertjes geven in de wijk, een kinderkoor van zo'n tweehonderd basisscholieren was volop aan het repeteren, we organiseerden een Meezingdag in de Laurenskerk en op een Ariadag kon elke stadgenoot eindelijk zijn favoriete Matthäus-song zingen.

Wij zouden de Matthäus-Passion bovendien naar Almere brengen, voor alweer een première: daar was dit meesterwerk nog nooit uitgevoerd.

Het liep allemaal anders. Tijdens de spectaculaire start van het Stadsproject in de met banners versierde stationshal van Rotterdam CS klonken nog enkele koralen en een spetterend Donner und Blitze. Eén ensemble kon nog optreden in een van de beoogde buurthuizen, maar toen sloeg het Covid-19-virus ook in Nederland meedogenloos toe en kwam er een abrupt einde aan alle evenementen, concerten en bijeenkomsten, waaraan zo velen al zo lang zo hard hadden gewerkt. 

En het bleef niet bij deze enorme teleurstelling. Het virus stond ook onze wekelijkse repetities in de weg. Na verloop van tijd konden we weliswaar via Zoom (en later via Jamulus) online repeteren, maar we misten het live zingen met elkaar. 

Ook vergaderingen gebeurden online. Bestuur en dirigent zetten zich met hart en ziel (en succes!) in om het verenigingsleven zo goed mogelijk te laten doorgaan.

We moesten voorlopig genoegen nemen met een digitaal bestaan: 'het nieuwe normaal'. Na verloop van tijd waren beperkte live-repetities mogelijk, mits de maximaal dertig zangers in de buitenlucht op anderhalve meter van elkaar stonden opgesteld.

(Bij het schrijven van deze tekst, zomer 2021, is er nog geen zicht op hervatting van het normale koorleven.)

Een springlevend koor dat zich al bijna tweehonderd jaar vernieuwt, successen boekt en tegenslagen overwint, heeft ontegenzeggelijk bestaansrecht. De geschiedenis van Toonkunst is nog lang niet afgelopen.